Mirjam in de laatste Bode


Daar lag opeens De verzamelde werken van A.J. Fikry, boekhandelaar van Gabrielle Zevin in het hart van onze winkel en de titel oefende een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit. Dit boek kon niet ongelezen blijven.
Het was natuurlijk een verrukkelijk boek, en zeker niet alleen vanwege het onderwerp: een ouderwetse (in de goede betekenis van het woord) boekhandel op een afgelegen eiland. Een eigenaar die alles wil houden zoals het is, maar dan slaat het noodlot toe, en de omzet blijft dalen. We lezen onze boekhandelaar de put uit, hij moet het redden!
De verwikkelingen moet u zelf maar tot u nemen, maar ik heb genoten van dit eerbetoon aan niet alleen eigenzinnige boekhandelaars, maar ook aan ons, de lezers. Een citaat uit het verzameld werk van Fikry: “
Je weet precies wat je over iemand moet weten door het antwoord op de vraag: Wat is je lievelingsboek?” Moedig voorwaarts, om met een andere boekhandelaar te spreken.
Verder las ik in een adem van
Agota Kristof de trilogie Het dikke schrift, Het bewijs, De derde leugen, vierde druk, 2011. Het dikke schrift is nu, toevallig, in de bioscoop te zien als Le Grand Cahier. Het is niet aan te raden de film eerst te zien, zelfs bijna nooit vind ik. Het boek spreekt meer tot de verbeelding. In mijn geval was het ook geen goed idee de film zo kort op het boek te zien trouwens. Een tweeling wordt ondergebracht bij een grootmoeder op het platteland, het is oorlog. Zij moeten waarheidsgetrouw opschrijven wat ze meemaken. Het kinderperspectief biedt een verrassende kijk op, ja, op welke werkelijkheid?
Als laatste de al weer vierde Europese policier van mijn zus (inderdaad, familie),
Ellen G., Manzanilla, met als hoofdpersoon steeds een Berlijnse ex-hoofd-commissaris. Thrillers-chrijvers krijgen sowieso weinig aandacht, je hebt een top 3 of 5, die telkens weer in de media verschijnt. Het mag niet onopgemerkt blijven. Vandaar.
Hulde aan alle schrijvers; het is een eenzaam beroep.

James Salter is een schrijvers schrijver, en daarom kende ik hem niet. Ik las achtereenvolgend “Light Years” uit 1975 en zijn nieuwste, na 34 jaar verschenen “All that is”. Wat een geweldige Amerikaanse schrijver! Hoe is het toch mogelijk dat ik hem niet eerder ontdekt heb? Verkeerde vrienden waarschijnlijk.
Zijn verhalen zijn zo met het leven verweven dat het lastig navertellen is (ik althans kan de afgelopen, zeg twee maanden van mijn leven alleen aan de hand van mijn agenda weer tevoorschijn roepen).Light Years vertelt het verhaal van een sprookjesachtig huwelijk, waar subtiele scheurtjes uiteindelijk tot een onrepareerbare breuk leiden. Een elegant, ontwikkeld echtpaar, vanzelfsprekend een onorthodox leven leidend, Europees georiënteerd, subtiele omgangsvormen. De onomkeerbaarheid van het verval, relaties die het niet redden, ondanks alle levenslust en positiviteit.Zijn meest recente, inmiddels een half jaar geleden uitgekomen, “All that is” (vertaald ”Alles wat is”) speelt zich af in het literaire milieu. Een marine-officier wordt na de Slag bij Okinawa in de Tweede Wereldoorlog redacteur bij een uitgeverij. Zijn leven draait om boeken en vrouwen. Hij is succesvol, maar het lukt hem maar niet een bevredigende relatie te onderhouden. Uiteindelijk blijkt hij zich gelukkig te voelen bij een vrouwelijke collegaredacteur. Hij gelooft nog steeds in de liefde, maar is bang om zich te binden op de gangbare manier, door te trouwen met haar. Hij wil met haar leven zoals in de kunst, voor eeuwig.Het leven gaat zijn gang, ook al denk je er invloed op uit te kunnen oefenen.Je wordt onmiddellijk onderdeel van Salters verhalen, anders kan ik het niet omschrijven. James Salter is een enorme vrouwenliefhebber, maar absoluut geen van-dik-hout-zaagt-men-planken-type. Zijn seksscènes behoren tot de meest subtiele, suggestieve en sterk erotische die ik ken. Maar dit terzijde. Dankzij schrijvers als James Salter blijkt taal een sublieme creatie van de menselijke geest.


Mijn Top 5
Godenslaap van Erwin Mortier vond ik een geweldig boek. Superieur schrijverschap. Onze zuiderburen zijn niet alleen goed bij het Nationaal Dictee, dat is zeker. Zijn eersteling Marcel was al zo’n juweeltje.
Jouw gezicht morgen van Javier Marías, een steengoede trilogie over de menselijke aanleg voor verraad of trouw. Zijn we zelf betrouwbaar? Marías spit net zo lang in de aard(e) van de menselijke geest tot hij heeft gevonden wat hij zocht.
Verhalen van Babel, opnieuw vertaald en uitgegeven door Van Oorschot, met daarin als hoogtepunt de verhalen van De Rode ruiterij. IJzingwekkend oorlogsleed, verhalen over de Russische ziel.
Congo van David Van Reybrouck. Om de conflicten van het Congo van nu te begrijpen moet je de geschiedenis kennen en Van Reybrouck maakt er een superliterair en spannend verhaal van.
All that is van James Salter. Nu pas door mij ontdekt, deze heerlijke ‘writer’s writer’. Alsof je via de Rolling Stones terugkeert naar de blues. 


John Cheevers debuutroman,
The Wapshot Chronicle, uit  1957, is als Kroniek van de familie Wapshot eindelijk in het Nederlands vertaald.
Mijn eerste Cheever las ik in het Engels,
The Stories of John Cheever, dat mij meteen fan maakte. Hoewel de vertaling mijns inziens een goede Cheever-toon aanslaat, is het jammer dat er wat slordigheidjes in de tekst terechtgekomen zijn.  Maar laat u dat er niet van weerhouden om dit heerlijke verhaal te lezen. Het speelt in New England in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, Cheevers ‘stamping ground’. Je kunt de sfeer proeven en ruiken, zo beeldend schrijft hij. Ik zocht af en toe op mijn iPod op Youtube liedjes die in het verhaal voorkomen – Yankee Doodle, bijv. Cheever, chroniqueur van het Amerikaanse dagelijkse leven, vilein fileerder van de Amerikaanse droom, toont in zijn eersteling ook veel mededogen. Ik wil volstaan  met enkele citaten, hoewel deze misschien geen recht doen aan het verhaal, maar ze brengen je wel in de sfeer van John Cheever en zijn wereld.
De aalmoezenier, een eerste luitenant die Lindstrom heette, was aanwezig en zat een brief te schrijven. Hij droeg een stalen dienstbril en had een krachteloos, alledaags gezicht, het was zo’n man uit een van de kleine plaatsjes op aarde – die kleine dorpen met hun onschuld, steile onverdraagzaamheid en duivelse achterklap  –  en het leek wel of hij de geur van drogend wasgoed op een maartse ochtend geheel intact naar dit atol had overgebracht, samen met de zelfvoldane, bittere vroomheid waarmee hij God aan de zondagse dis gezeten zou danken voor een blikje zalm en een flesje limonade.
Hij had in zekere zin gelijk dat hij niet toegaf aan zijn nieuwsgierigheid, want het hele kasteel was gebouwd met het oogmerk vreemden te imponeren. Niemand had ooit de kamers geteld – dat wil zeggen, niemand behalve een ordinaire en ambitieuze nicht die hier een regenachtige middag aan had gespendeerd, met het idee dat luister zich in cijfers laat uitdrukken.
En een hilarisch verslag van de kokkin van bovengenoemd kasteel over haar man, die wel erg viriel was:
‘Soms was het echt zwaar voor me,’ zei ze. ‘Ik heb daardoor nooit mijn blik kunnen verbreden. Er zijn een hoop belangrijke dingen die ik vanwege hem niet heb kunnen zien, zoals na de oorlog toen de parade pal voor ons raam langskwam met maarschalk Foch en al die lui. Ik had echt naar die parade uitgekeken maar ik heb er niets van gezien. Hij lag ook boven op me toen Lindbergh de Atlantische Oceaan overvloog, en toen die Engelse koning, hoe heet hij ook al weer, toen die zijn kroon had afgestaan omwille van de liefde en een toespraak hield voor de radio heb ik er geen woord van gehoord.‘       
Voor hen die liever in het Nederlands lezen is het wachten geblazen op de vertaling van The Wapshot Scandal uit 1964. Niet voor mij.


AFRIKAANSE POËZIE
Ingrid Jonker, Antjie Krog en Elisabeth Eybers, allen dichteressen die in het Afrikaans dicht(t)en. Om een grand old lady er uit te lichten: Elisabeth Eybers, geboren in Zuid-Afrika, ging in 1961 in Amsterdam wonen, werd Nederlander, maar schreef in het Afrikaans. Zij kreeg vele prijzen, onder meer de P.C. Hooft-prijs (de enige auteur die deze prijs won met werk in een andere taal dan het Nederlands). Haar dankwoord: "Ek (wil) my innige dank uitspreek teenoor die Nederlandse lesers wat my en my taal so ruimhartig aanvaar, als 't ware in weerwil van die wydverspreide opvatting dat alles wat deur afkoms of assosiasie met Suid-Afrika te make het, verfoeilijk moet wees". Een gedicht van haar, geciteerd in haar overlijdensadvertentie:
Godsdienstigheid beweer
Die siel bly voortbestaan
Terwyl ek self begeer
           Om grondig te vergaan

Het Afrikaans is een prachtige taal voor poëzie, en na wat oefening heel goed leesbaar voor ons Nederlanders. Daarnaast zijn er woordenboeken, ook online, die je leren dat een klip een steen is, een kombuis een keuken en dergelijke. Maar de belangrijkste tip die ik kan geven is: lees hardop. Dan ontsluit zich ook dat oer-Nederlands, dat via de evenaar weer terug komt gevaren na zo lange tijd, maar dan door het leven en de zon gebakken en gestoofd. Haar werk, zoals Versamelde gedigte, uit 1995, Em. Querido's Uitgeverij BV en Uitgeverij G.A. van Oorschot, is tweedehands nog te krijgen. U weet hoe dat gaat met dichtbundels...

Taalles
Die eerste rededele wat mens leer vóór drie jaar oud is lewenslank genoeg om die akuutste nood te formuleer soos: ek het honger... hou van jou... is moeg.
Plots uit die soet ontmoeting weggeruk het hulle 'n nuwe saamkomplek ontdek om oor en oor, onnosel van geluk, toereikend te verduidelijk: jy en ek...
'n Maand daarna – want tyd bring raad – hanteer hulle moeiteloos die diggeweefde sin, die voegwoorde van kunstig verweer soos: daarenteen... ondanks... desnietemin...


Saskia Goldschmidt debuteerde maart 2011 met "Verplicht gelukkig. Portret van een familie", een onderzoek naar de relatie tussen haar en haar vader, haar Joodse familiegeschiedenis en de verzwegen oorlogsjaren. Een indringend, persoonlijk boek, dat daardoor juist ontroert en relevant is voor geschiedschrijving.
Met het begin oktober 2012 uitgekomen "De hormoonfabriek" begeeft zij zich op het pad van de fictie, "geïnspireerd op historische feiten". Dan denken we al gauw aan een pillenfabriek in Oss. 

Hoofdpersoon Mordechai de Paauw kijkt op zijn sterfbed terug op zijn leven. Het motto van het boek is een citaat van Dylan Thomas,
Do not go gentle into that good night, old age should burn and rave at close of day; (...) en zo geschiedt.
De stijl van het boek staat in de traditie van het literaire negentiende-eeuwse (sociaal) realisme, het taalgebruik is soms barok, maar vanaf het begin laat ik mij meeslepen met een hoofdfiguur - misogyn en met een teveel aan testosteron - waar ik me helemaal niet mee wil identificeren. Dat is knap, als je dat als schrijver voor elkaar krijgt.
Het verhaal leest als een filmscenario (het zou me niet verbazen als...).

Twee Joodse broers met een slachterij in het zuiden des lands richten met een chemicus een, later zeer succesvol, bedrijf op om met slachtafval hormoonpreparaten te produceren. Mordechai, de gewetenloze doener, met een enorm ego, zijn tweelingbroer Aron de gewetensvolle. Mordechais drijfveer is razernij, omdat hij door zijn vader de vleesfabriek 'ingeschopt" is, terwijl hij liever chemie had gestudeerd. Hij moet nu samenwerken met een carrièrebeluste briljante chemicus en een zachtaardige broer. Onfrisse praktijken met fabrieksmeisjes als proefkonijnen voor bronsthormonen, een directeur die stelselmatig meisjes misbruikt, een huwelijk dat gedoemd is te mislukken, en het ene succes na het andere in de hormoonproductie - denk aan "de pil" en insuline - zorgen voor een zinderend verhaal.

Goldschmidt heeft op een aantal historische feiten haar verbeelding losgelaten - dat is wat literatuur vermag - en het resultaat is een rijke geschiedenis die me confronteert met de gecompliceerdheid van het goede en het kwade.